Uitkomsten verkeerskundig onderzoek N241 Schagen-Verlaat

De nieuwe weginrichting van de N241 met een hoofdijbaan en parallelwegen zorgt voor een verbetering van de verkeersveiligheid. Ondanks het lage risicoprofiel van de weg komen ook na de reconstructie nog ongevallen voor. Sinds de reconstructie in 2016 hebben 5 ongevallen plaatsgevonden op de parallelwegen, allemaal nabij een kruispunt.

Uit het verkeerskundig onderzoek blijkt dat ongewenst verkeersgedrag op dit traject nog steeds voorkomt. Dit ongewenste gedrag geeft risico’s voor de verkeersveiligheid. De ongewenste gedragingen zijn hieronder opgesomd met daarbij een mogelijke verklaring, die kunnen helpen bij het zoeken naar maatregelen:

• Bij de verkeerstellingen zijn hoge rijsnelheden geconstateerd op de parallelwegen. Het meeste gemotoriseerde verkeer rijdt boven de 70 km/u. Dit blijkt ook uit de Floating Car Data en verklaart meldingen hierover. De combinatie van hard rijdend gemotoriseerd verkeer met langzaam verkeer resulteert in verhoogde verkeersveiligheidsrisico’s. Vooral aan de westzijde geeft dit extra risico’s, waar de weg bedoeld is als doorgaande fietsroute. De hoge rijsnelheden kunnen mogelijk verklaard worden door het relatief breed ogende parallelwegen (door de brede bermverharding aan weerszijden van de rijbaan) en door het ontbreken van snelheidsremmende maatregelen.

• Uit de kapotgereden bermen bij de Middenweg blijkt dat sprake is van bermdoorkruisingen vanaf de parallelwegen naar de N241 en vice versa. Dit is ook waargenomen tijdens de observaties en blijkt uit klachten en meldingen. Dit risicovolle en ongewenste gedrag kan tot ernstige ongevallen leiden. Dat dit vooral gebeurt ter hoogte van de Middenweg kan verklaard worden door de reconstructie die  is gemaakt om de Middenweg (en relatief drukke zijweg die meerdere bedrijven ontsluit) niet rechtstreeks op een rotonde aan te sluiten. Hierdoor moet het verkeer een klein stukje omrijden.

• Het dwarsprofiel en de bijbehorende bebordingen van de N241 en de parallelwegen voldoen in de basis aan de geldende CROW-richtlijnen. Wel zijn er een aantal afwijkingen. Zo geldt normaliter op een fietsstraat een maximumsnelheid van 30 km/u. Op dit traject is dat 60 km/u. Doordat de parallelwegen ook breed ogen kan dit verwarring geven over het gewenste verkeersgedrag. Een ander afwijkend punt van de richtlijn is de krappe tussenberm. Deze is circa 4 meter en zou volgens de richtlijnen minimaal 4,50 meter en ideaal 6,00 meter moeten zijn. De smal ogende tussenberm (vooral op de westelijke parallelweg) wordt door enkele weggebruikers dan als makkelijk te doorsnijden berm gezien om de eerder genoemde omrijafstand af te steken.

• De landbouwsluis is te laag ingericht waardoor autoverkeer niet kan worden geweerd. Dat dit gebeurt blijkt uit klachten die zijn binnengekomen. Echter, de verkeersmetingen (tellocatie 12) laten zien dat er relatief weinig autoverkeer overheen rijdt. Ook rijdt het meeste verkeer gemiddeld niet harder dan 50 km/u. Ondanks het risico op sluipverkeer, wijst dit erop dat de landbouwsluis een ontmoedigend effect heeft op het autoverkeer en dus effectief is.

• Verblinding zou mogelijk een issue zijn op het traject. Echter, na overleg met afdeling Beheer van de provincie blijken er geen (structurele) meldingen over verblinding te zijn binnengekomen. Op de rechte delen van de weg is verblinding geen nadrukkelijk issue. Ook zijn op grote delen van het traject lage hagen die mogelijk lichthinder op de rechte stukken iets verminderen. Verblinding zou kunnen voorkomen bij de rotondes door wegdraaiende koplampen. Indien blijkt dat hierover structurele meldingen binnenkomen, kunnen maatregelen worden bepaald.

• Op basis van de Floating Car Data, de schouw en de klachten en meldingen is te snel rijdend doorgaand (sluip)verkeer geconstateerd. Dus ongewenst gebruik van de parallelwegen. Dit sluipverkeer kiest mogelijk de parallelwegen om langzamer rijdend (vracht)verkeer en de rotondes op de N241 te vermijden.