Ik wil de lezing graag bijwonen. Hoe kan ik me aanmelden?
“Zwijgen is geen optie”
In aanloop naar de Willem Arondéuslezing op 15 mei 2024 vertelt spreker Natascha van Weezel over oorlog en onvrijheid. “Ik wil uitsluiting en het ontnemen van vrijheid voorkomen.”
Het aantal keer dat Natascha van Weezel plaats nam aan de bar van cultureel debatcentrum De Balie in Amsterdam is allang niet meer op 1 hand te tellen. Zelfs toen ze nog totaal geen interesse had in het publieke debat, kwam ze hier op jonge leeftijd met haar vader. Hij interviewde mensen, terwijl zij met een tekening en wat kleurpotloden de tijd moest doden. “Mijn opa, moeder en vader waren allemaal journalist. Als opstandige puber wist ik 1 ding zeker: ik word geen journalist.” Ze glimlacht. “Dat is mislukt.” Een wekelijkse column in Het Parool, 5 non-fictieboeken en 4 documentaires/tv-series later, mengt Van Weezel zich nadrukkelijk in het publieke debat. Terugkerende thema’s in haar werk: de erfenis van oorlog op latere generaties en de gevolgen van de huidige oorlog tussen Israël en Hamas in Nederland.
Op 15 mei spreekt Van Weezel de jaarlijkse Willem Arondéuslezing uit. Dat haar inmiddels geliefde De Balie een historische link heeft met Arondéus, wist Van Weezel tot voor kort niet. Aan een iets rustiger tafeltje achterin het café-restaurant, vertelt ze: “Nadat ik ben gevraagd, heb ik mij natuurlijk meteen in hem verdiept.” Arondéus pleegde in de nacht van 27 maart 1943 een aanslag op het bevolkingsregister in Amsterdam om persoonsgegevens van Joodse Amsterdammers te vernietigen. Zo kon de Duitse bezetter hen niet meer opsporen. Arondéus werd verraden en gevangen gezet in het Huis van Bewaring. Wat nu De Balie is, maakte destijds onderdeel uit van deze gevangenis als rechtbank voor verhoor en veroordeling van gevangenen.
Hoe denk jij over Willem Arondéus’ verzetsdaden?
Van Weezel: “Dapper is het eerste woord dat in mij opkomt. Hij kende de risico’s, maar toch hielp hij mensen in nood die hij niet persoonlijk kende of die niet bij zijn directe omgeving hoorden. Wat we van Willem Arondéus kunnen leren: trek je mond open als je onrecht ziet. Alle 4 mijn Joodse grootouders zijn gered door het verzet of mensen die te hulp schoten. Dankzij deze helden leef ik en leeft mijn zoon. Na al die jaren ben ik daar nog steeds heel dankbaar voor.”
Welke rol speelde dit oorlogsverleden in jouw familie?
“Ik groeide op met veel verhalen over de oorlog en de Holocaust. Soms denk ik dat de oorlog nooit helemaal was afgelopen bij ons thuis. Dat mijn grootouders het hebben overleefd, is een wonder te noemen. Het grootste deel van mijn familie is vermoord, zo ook de broer en zus van mijn oma. Zij zei weleens: ‘ze hadden mij moeten pakken.’ Zo extreem veel over de oorlog praten is – net als zwijgen – een manier om met trauma om te gaan.”
Wat voor effect hadden die verhalen op jou?
“Ik was hun enige kleinkind en ze waren heel blij met mij. Ik voelde mij verantwoordelijk voor hun geluk, maar zag dat zij niet vaak gelukkig waren. Ik dacht: zij houden van mij en ik van hen, dus dan maak ik ze toch gelukkig? Maar uiteindelijk kon ik hun verdriet niet wegnemen. Dat frustreerde mij. Het voelde voor mij als falen. Ook vond ik de wereld eng. Ik had het gevoel dat ik niemand kon vertrouwen behalve mijn eigen familie. Ik was een erg bang kind en trok mij vaak terug. Mijn overbeschermde opvoeding maakte mij minder weerbaar, waardoor ik een makkelijk slachtoffer werd voor pestgedrag. Dat was voor mij weer de bevestiging dat de buitenwereld niet veilig was. Dit leidde bij mij tot anorexia. Dat gaf mij nog enige controle op dit leven. Uiteindelijk was dit natuurlijk een schijncontrole. Naast de zware verhalen was er gelukkig ook af en toe ruimte voor goede en hoopvolle verhalen.”
Heb je een voorbeeld van een hoopvol verhaal?
“De ouders van mijn moeder besloten in 1942 naar Zwitserland te vluchten toen ze verplicht een Jodenster moesten dragen. Met valse persoonsbewijzen en een mensensmokkelaar kwamen ze tot Frankrijk voordat ze werden verraden. Ze werden opgepakt en naar het politiebureau gebracht. Mijn opa – destijds nog geen journalist – begon in het Duits te schreeuwen dat hij geen Jood was, maar een beroemde Zwitserse journalist. Hij eiste met de consul van Zwitserland te spreken. Dat ging de nazi iets te ver, maar hij mocht wel een telegram sturen. Die consul dacht waarschijnlijk: ‘oh, er staan mensenlevens op het spel’. Hij antwoordde: ‘Deze man en vrouw ken ik goed. Laat ze onmiddellijk vrij.’ Na de oorlog werd mijn opa echt journalist en richtte hij perscentrum Nieuwspoort in Den Haag op. Hij leerde mij waakzaam te zijn voor racisme. Nadat ik genezen was van anorexia dacht ik: ‘de oorlog is nou eenmaal gebeurd en heeft mijn familie geschaad, maar wat kan ik er nu mee?’ Ik wil uitsluiting en het ontnemen van vrijheid voorkomen.”
Moeten we ons daarom ook uitspreken voor mensen die nu in onvrijheid leven?
“Er is veel gaande in de wereld momenteel. Wat mij persoonlijk het meest raakt is de oorlog tussen Hamas en Israël. Dat zo veel mensen tijdens de Tweede Wereldoorlog wegkeken voor het onrecht dat Joden is aangedaan, heb ik heel lang moeilijk gevonden. Hoe kan je dit met een complete bevolkingsgroep laten gebeuren en niets doen? Als ik ergens niet tegen kan, is dat apathie. Ik vind het heel belangrijk te benoemen wat er in Gaza gebeurt en ik snap dat mensen zich in de felste bewoordingen uitspreken tegen de acties van de Israëlische regering. Het breekt mijn hart wat ik daar zie gebeuren. Tegelijkertijd wil ik ertegen waken dat die uitspraken een gevaar vormen en kwetsend zijn voor de Joden in de Nederlandse samenleving.”
Waar Van Weezel haar woorden aan het begin van het gesprek makkelijk kon vinden, heeft ze daar nu zichtbaar moeite mee. Ze pauzeert voordat ze zinnen afmaakt en denkt na voordat ze een nieuwe begint. Na een korte aarzeling benoemt ze haar ongemak.
“Ik kon altijd zeggen wat ik wilde, maar ik weeg nu elk woord. Ik ben bang dat ik iemand kwets of dat mijn woorden uit de context worden gehaald of verkeerd worden geïnterpreteerd. Deze oorlog is een voedingsbron voor wederzijdse haat tussen fanatieke pro-Palestijnen en pro-Israëliërs. Mensen zeggen bewust of onbewust dingen om anderen pijn te doen. Ik word constant in allebei de kampen gedrukt, maar ik kies geen kant. Ik geloof dat we elke vorm van onrecht moeten aankaarten, bij wie het ook vandaan komt.”
Wat merk jij van die tweestrijd in jouw omgeving?
“Het antisemitisme is enorm toegenomen. Op sociale media krijg ik berichten als: ‘Joden staan aan de verkeerde kant van de geschiedenis’, ‘Joden hebben niks geleerd van de Holocaust’ of ‘Dood aan alle zionisten’. Dat is enorm pijnlijk, want een groot deel van mijn familie woont in Israël. Ik ben het al jaren ontzettend oneens met het Israëlische regime, maar dat betekent niet dat ik twijfel aan het bestaansrecht van Israël. Aan de andere kant noemt een deel van de Joodse gemeenschap mij een ‘landverrader’ of ‘nestbevuiler’, omdat ik zeg dat het vreselijk is wat er in Gaza gebeurt. Het ergste commentaar uit Joodse hoek kreeg ik op Facebook van iemand die zei dat mijn vader Max zich zou omdraaien in zijn graf bij zo veel stupiditeit van zijn dochter.”
In jouw werk spreek je veel over nuance en de dialoog aangaan. Hoe zie je dat voor je?
“Ik probeer mij uit te spreken zonder anderen te kwetsen. Ik noem het radicale gematigdheid. Luister alsjeblieft naar elkaar en probeer ook de gevoeligheden te begrijpen van iemand die anders in het leven staat. 10 jaar lang heb ik dialoogsessies georganiseerd over het conflict tussen Israël en Palestina. Daar ging het er soms keihard aan toe. Maar na afloop vroegen we elkaar ook: ‘hoe gaat het met je moeder? Of hoe gaat het met je kinderwens?’ Als we nieuwsgierig genoeg zijn naar elkaar, dan kan je elkaar bijna niet haten. Het helpt niet als we de wereld opdelen in zwart-wit of hele groepen of andere individuen als de absolute vijand bestempelen. Daarin schuilt het gevaar dat we mensen niet meer als mensen zien. Daar ben ik heel bang voor, want dat was ook het begin van de Tweede wereldoorlog.”
De Willem Arondéuslezing gaat over ‘vrijheid’. Welke gevolgen heeft deze polarisatie voor jouw vrijheid?
“Ik word al een half jaar bedreigd. Er zijn ook bedreigingen uitgesproken naar mijn zoon, een baby van 1 jaar. Ik word continu uitgescholden omdat ik Joods ben. En ik kan niet meer zonder beveiliging optreden. Ik ben heel open en misschien iets te veel een flapuit, maar nu durf ik niet meer zomaar iets te zeggen. Dat is een aantasting van mijn vrijheid van meningsuiting.”
Van onder haar truitje haalt Van Weezel een zilveren ketting met een davidster tevoorschijn.
“Ik kreeg deze van mijn vader en heb gezworen dat ik hem nooit meer afdoe. De hele winter zat de ketting onder mijn kleding. Nu het zomer wordt ben ik bang dat mensen hem zien hangen. Ik twijfel oprecht of ik hem toch moet afdoen. Dat is een beperking van mijn godsdienstvrijheid.”
Heb je ooit gedacht om wel je mond te houden?
“Nee, echt niet. Dan winnen de haters van de extremen aan beide kanten. In zo’n wereld kan en wil ik niet leven. 5 jaar geleden overleed mijn vader. Het laatste wat hij tegen mij zei was: ‘blijf schrijven en blijf je uitspreken in het maatschappelijke debat’. Daar denk ik altijd aan als ik het moeilijk heb. Ik zwijg niet.”
Op 15 mei spreekt Natascha van Weezel de jaarlijkse Willem Arondéuslezing uit over de prijs van vrijheid en de toename van onvrijheid en vervreemding. De lezing is live te volgen via Haarlem105 en via het YouTube-kanaal van de provincie Noord-Holland. Start: 20.00 uur.