Kleine windturbines en natuur
Voor het opwekken van energie op eigen terrein kunnen zonnepanelen en kleine windmolens (erfturbines) worden geplaatst.
Vergunningen en natuuronderzoek
De gemeente is het eerste aanspreekpunt voor vergunningen voor erfturbines. De gemeente geeft aan welke vergunningen nodig zijn en welke stappen moeten worden ondernomen. Neem voor het plaatsen van een erfturbine dus contact op met uw gemeente.
De vergunning moet ook getoetst worden aan het natuuronderdeel van de Omgevingswet. Daarvoor is een natuuronderzoek verplicht. De provincie Noord-Holland is verantwoordelijk voor dit deel van de vergunning, de provincie is het zogenoemde bevoegd gezag. Dit deel van de vergunning wordt uitgevoerd door de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord (OD NHN). Dat betekent dat de Omgevingsdienst namens de provincie dit onderdeel van de omgevingsvergunning beoordeelt. De OD NHN verleent uiteindelijk ook de vergunning. Voor meer informatie en met vragen, kunt u contact opnemen met de OD NHN.
Stappen natuuronderzoek bij erfturbines
Het plaatsen van erfturbines mag geen negatieve effecten op vogels en vleermuizen hebben. Daarom is natuuronderzoek verplicht. Dit onderzoek toont de effecten van de turbine op beschermde soorten. Zo'n onderzoek gaat volgende deze stappen:
- Quickscan flora & fauna: Een eerste beoordeling via een veldbezoek en een bureaustudie, uitgevoerd door een ecologisch adviesbureau. Dit onderzoek wordt altijd uitgevoerd, om mogelijke effecten op beschermde soorten te achterhalen.
- Soortspecifiek onderzoek: Als de quickscan aangeeft dat negatieve effecten niet uit te sluiten zijn, zoals bijvoorbeeld aanvaringen van vogels en vleermuizen met de draaiende molen, volgt een soortspecifiek onderzoek. Dan wordt nader onderzoek gedaan volgens protocollen, zoals het vleermuisprotocol. In de praktijk betekent dit dat er voor verschillende diersoorten verschillende onderzoekronden en veldbezoeken nodig zijn.
- Activiteitenplan en omgevingsvergunningaanvraag via het omgevingsloket: Als negatieve effecten, zoals bijvoorbeeld aanvaringen van beschermde vogels en vleermuizen met de molen worden vastgesteld, is een Omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit vereist. Dit geldt wanneer meer dan 1 slachtoffer van beschermde soorten per turbine per jaar te verwachten is.
Als uit stap 1 (de Quickscan) blijkt dat er geen effecten op vogels en vleermuizen zijn, dan zijn stap 2 en 3 niet nodig. Als u bevestiging van de OD NHN wilt dat zij het eens zijn met de conclusies in de Quickscan en om interpretatieverschillen in de toekomst te voorkomen, kunt u contact opnemen met de OD NHN.
Onderzoek naar vogels en veermuizen bij erfturbines
In 2022 begon in Groningen een onderzoek naar de invloed van erfturbines op vogels en vleermuizen. De resultaten wijzen erop dat vleermuizen en vogels vaker verongelukken door kleine windturbines dan eerder gedacht. Vervolgonderzoek, mede gefinancierd door de provincie Noord-Holland en andere provincies, loopt tot eind 2024. Op basis van de uitkomsten kunnen beleidswijzigingen worden doorgevoerd.
Landelijke afspraken en lokale aanpassingen
Binnen het Interprovinciaal overleg (IPO) worden landelijke afspraken gemaakt over plaatsing van erfturbines. Die afspraken zorgen ervoor dat er minder aanvaringen met vleermuizen en vogels zijn. Dat kan bijvoorbeeld door rekening te houden met de locaties op het erf van de molen. Het helpt bijvoorbeeld als erfturbines niet geplaatst worden bij uitvliegplekken van boerenschuren en niet in lijn met bomen, boomrijen en struiken. Dit zijn namelijk vaak vliegroutes voor vleermuizen en schuilplekken voor vogels. Deze maatregelen kwamen ook naar voren in het onderzoek van Groningen.